Aantekeningen |
- "Geschiedenis van Haren, Groningen, Netherlands". http://www.groningerarchiefnet.nl/index.php?view=article&id=128&option=com_content.
Haren
Geschiedenis
Haren vanaf het eerste begin
Haren, Onnen, Glimmen en Noordlaren waren vroeger zelfstandige buurdschappen. Nu vormen ze samen de gemeente Haren, waarvan de historie vele eeuwen teruggaat. Het begin van die geschiedenis ligt verborgen in een tijdperk waarover wij nauwelijks iets weten. Alleen archeologische vondsten in bovengenoemde dorpen hebben zo nu en dan een tipje van de tijdssluier opgelicht. Op grond van verschillende vondsten mogen wij aannemen dat het gebied van Haren al ver voor onze jaartelling bewoond is geweest, al was het nog niet permanent. Van continuïteit in de bewoning is pas sprake in de vroege Middeleeuwen.
I Gemeente Haren 1811-1989 de ontwikkeling van een gemeente
De gemeente Haren had gedurende de 19e eeuw een sterk agrarisch karakter. Landbouw en ambacht waren de voornaamste middelen van bestaan. De producten werden grotendeels in de eigen omgeving verkocht.
Dit voorbeeld van landelijke rust zou lang blijven bestaan. Het inwoneraantal in 1830 bedroeg 2197 zielen. In 1890 bleek dit te zijn uitgegroeid tot 3865. Gemiddeld betekende dit een jaarlijkse toename van 28 inwoners.
Vanaf 1890 lijkt de periode van langzame groei voorbij. De landbouw bloeide op en de gemeente Haren werd tevens een populaire vestigingsgemeente voor gepensioneerden en beter gesitueerden.
De ontwikkeling van Haren kon niet los gezien worden van de aanwezigheid van de grote buurman Groningen. Drie keer moest Haren grondgebied aan Groningen afstaan.
Aanvankelijk lag de grens tussen de beide gemeenten bij het Boschhuis tegenover het Sterrenbos. Waar voorheen de vestingwerken hadden gelegen werd in het jaar 1884 de gevangenis (de huidige van Mesdagkliniek) gebouwd. Men achtte het wenselijk dat dit gebouw in de gemeente Groningen kwam te liggen en dit had tot gevolg dat de grens verlegd werd naar de Natte Brug.
Een veel grotere wijziging betrof de annexatie van Helpman door de gemeente Groningen met ingang van 1 januari 1915. De noordelijke grens verschoof in zuidelijke richting van de Nattebrug tot de Esserweg.
De annexatie was niet zo onlogisch; Helpman was een wijk in opkomst die naar Groningen toegroeide.
De gemeente Haren was in een keer een derde deel van de bevolking en 12% van het toenmalige grondgebied kwijtgeraakt. Wat overbleef was een landelijke gemeente met een losse en ruime bebouwing in de woonkernen. Toch zou dat snel veranderen.
In de jaren ’20 werd de wijk Tuindorp gebouwd en Haren breidde vanaf 1935 verder uit. Een in dat jaar goedgekeurd uitbreidingsplan vergrootte de woonfunctie in en nabij het centrum van het dorp. Tussen 1920 en 1940 verdubbelde het bevolkingsaantal tot bijna 10.000 inwoners. De toename werd na de Tweede Wereldoorlog alleen maar versterkt. Haren werd een echt forensendorp mede door de beperkte woonmogelijkheden in de stad Groningen.
Vanaf de jaren ’60 werden zelfs complete woonwijken gebouwd. De Molenbuurt, Maarwold en Oosterhaar werden buitenwijken aan de rand van het dorp. Ook Glimmen en Onnen breidden, zij het op kleinere schaal, uit.
Ondertussen werd er wederom aan Groningen gemeentegrond afgestaan. Een gedeelte van de Veenweg bij Eelderwolde en een stukje Hoornschedijk gingen per 1 januari 1969 over naar de Martinistad. Waterhuizen behoorde vanaf die datum bij de gemeente Hoogezand-Sappemeer.
Behalve het inwonertal groeiden ook de voorzieningen mee. Het centrum van Haren groeide uit tot een volwaardig winkelgebied. Sportaccommodaties zoals het sportcentrum Scharlakenhof en de diverse complexen voor buitensporten voldoen aan de eisen van deze tijd. Het wegennet is regelmatig aangepast en de recreatieve voorzieningen (het Paterswoldse- en het Zuidlaardermeer, de Appèlbergen, het Boeremapark, het Quintusbos) zijn, net als diverse culturele voorzieningen, ruimschoots voorradig.
Het aantal arbeidsplaatsen in de gemeente Haren steeg dermate dat de term ‘forensenplaats’ niet geheel meer van deze tijd is.
Al met al heeft de gemeente Haren ondanks alle veranderingen nog altijd zijn eigen specifieke gezicht van een groene en vriendelijke woonomgeving.
II Gemeente Haren 1811-1989 - de bestuurlijke en ambtelijke organisatie
Voordat de gemeente Haren in 1811 ontstond was Haren en omstreken onderdeel van het Gorecht.
Het Gorecht had geen bestuur. Dat werd uitgeoefend door de magistraat van Groningen.
In 1795 veranderde het één en ander. De Bataafse Republiek ontstond en ingezetenen rondom de stad Groningen wilden niet langer geregeerd worden door burgemeesters en raad van Groningen.
Deze verandering maakte onder meer plaatselijke besturen noodzakelijk. In 1798 werd het Plaatselijk Bestuur Haren ingesteld, dat het territoir Haren, Helpman, Onnen en Noordlaren omvatte.
In het jaar 1810 werd Nederland ingelijfd bij het Keizerrijk Frankrijk. Gevolg hiervan was dat het land bestuurlijk opnieuw werd ingedeeld. De plaatselijke besturen verdwenen.
In 1811 werd de gemeente Haren gevormd. Het grondgebied was hetzelfde als onder het Plaatselijk Bestuur. Het gemeentebestuur was samengesteld naar Frans model en bestond uit een maire (burgemeester) en een conseil municipal (gemeenteraad) van zes leden, aangevuld met enkele notabelen die de vergaderingen bijwoonden. De maire werd bijgestaan door een adjunct-maire. Zij waren geen lid van de conseil municipal. De maire had verreweg de meeste bevoegdheden. De conseil municipal, benoemd door de prefect van de provincie Groningen, had slechts inspraak bij de behandeling van de begroting en de jaarrekening.
De taken van het gemeentebestuur waren in die eerste jaren de heffing van rijksbelastingen en het bijhouden van de burgerlijke stand. Ook was het gemeentebestuur verantwoordelijk voor het onderhoud van de wegen en de openbare werken.
De maire was als hoofd van de politie verantwoordelijk voor de openbare orde. Daarnaast hield hij toezicht op het kerkelijk leven, de armenzorg en de gezondheidszorg.
De gemeente Haren was sterk gebonden aan het provinciaal bestuur. Voor alle besluiten was goedkeuring vereist.
In 1819, na de Napoleontische tijd, werd een nieuwe bestuursstructuur in de vorm van het “Reglement van Bestuur voor het Platteland der provincie Groningen” van kracht.
Wijzigingen waren onder meer veranderingen van namen van gemeentebestuurders en hun benoeming. Tevens nam het aantal gemeentelijke taken toe.
De maire werd vanaf dat moment schout genoemd. Het conseil municipal kreeg de naam gemeenteraad en de adjunct heette voortaan assessor. De assessor werd ook lid van de gemeenteraad. De schout werd benoemd door de koning en de raad door gedeputeerde staten. Op voordracht van de gemeenteraad benoemde gedeputeerde staten twee assessoren. In Haren kwamen zes mannen in de raad, waarvan er twee assessor werden.
De invloed van de schout in het gemeentebestuur was zeer groot. Naast zijn voorzitterschap van de raad was hij ook secretaris en derhalve verantwoordelijk voor de voorbereiding van alle beslissingen. Bij het staken van de stemmingen was de stem van de schout doorslaggevend.
De taken van de schout waren het uitvoeren van wetten en besluiten van de koning, het bijhouden van de burgerlijke stand, het hoofd van de politie en het houden van toezicht op de kerkelijke en armengoederen.
Gezamenlijke taken van schout en assessoren waren de handhaving van de openbare orde, het zorgdragen voor openbare veiligheid en inkwartiering, het controleren van de staat van openbare werken, markten, postdienst en handel en het beheer van de gemeentegoederen.
De gemeenteraad droeg zorg voor het opstellen van verordeningen en voor de financiën.
Het gemeentebestuur bleef sterk gebonden aan de goedkeuring door gedeputeerde staten.
Dat schout en assessoren een democratische inslag hadden blijkt uit onderstaande:
Het eerste verbaal uit de vergadering van schout en assessoren dd 8 maart 1820
De assessoren Roelf Koops en Jan Vos present zijnde, heeft de schout voorgedragen
dat voortaan alle zaterdagen, des morgens van elf tot twaalf uren in het huis der
Gemeente, gezamenlijk door den schout en assessoren zitting te houden, ten einde
de ingezetenen in de gelegenheid te stellen om wanneer zij verkiezende iets voor te
dragen zich aldaar op den bovengenoemde tijd zouden kunnen vervoegen.
Waarover gedelibereerd zijnde:
Is goedgevonden om zulks bij publicatie ter kennis der ingezetenen te brengen met
van het hier bepaalde
J. van Trojen, schout der gemeente Haren
In 1825 werd een reglement ingevoerd, dat gold voor het plattelandsbestuur in heel Nederland.
De schout kreeg de naam van burgemeester en hij kreeg meer mogelijkheden tot zelfstandig handelen. Enkele taken die hij eerst met de assessoren moest uitvoeren kon hij nu alleen doen. Van zijn handelen deed hij alleen verslag aan de assessoren. Onveranderd bleef de binding van het gemeentebestuur aan gedeputeerde staten.
Door de inwerkingtreding van de nieuwe Gemeentewet van minister Thorbecke in 1851 werd de organisatie van het gemeentebestuur sterk veranderd. Een verandering die de basis vormde voor het besturen van gemeenten gedurende anderhalve eeuw.
De benoeming van de burgemeester door de koning bleef gehandhaafd. De gemeenteraad werd gekozen door 115 mannelijke ingezetenen, die een bepaald bedrag aan belasting, het zgn. censusrecht, betaalden. De zeven raadsleden werden voor een periode van zes jaren gekozen. Om de twee jaren traden twee raadsleden af.
De raad koos zelf uit haar midden de wethouders, de opvolgers van de assessoren. Het college van burgemeester en wethouders vormde het dagelijks bestuur, maar de hoogste beslissingsbevoegdheid lag bij de gemeenteraad. Tot 1872 bestond de gemeenteraad uit zeven leden; daarna werd dit aantal uitgebreid tot elf leden.
De bevoegdheden van de burgemeester werden behoorlijk teruggedrongen. Zijn belangrijkste taak was het handhaven van de openbare orde; tevens bleef hij hoofd van de politie.
De taken van de gemeente waren verder het innen van belastingen, het onderhouden van de openbare werken, de zorg voor gezondheid en veiligheid, het onderwijs, de armenzorg, de militaire zaken, de organisatie van de verkiezingen, het maken van jaarverslagen en het bijhouden van de burgerlijke stand en het bevolkingsregister. De uitgevaardigde verordeningen waren nog steeds aan de goedkeuring van gedeputeerde staten onderhevig.
Door onder meer de toename van de bevolking en de overheidsbemoeienis werden de gemeentelijke taken in de loop der jaren steeds uitgebreider. De Hinderwet van 1875 verplichtte gemeenten tot regeling van het toezicht op inrichtingen die gevaar, schade en hinder kunnen veroorzaken. Er ontstond een groeiende aandacht voor openbare zedelijkheid, zodat er onder meer toezicht werd uitgeoefend op plaatsen waar sterke drank werd geschonken. De volkshuisvesting kreeg door de invoering van de Woningwet in 1901 meer aandacht.
Gevolg hiervan was dat er meer mensen in dienst van de gemeente traden.
In 1875 bestond de gemeentelijke organisatie uit een burgemeester/secretaris, een bode/veldwachter die tevens belastinginner was; verder waren actief een gemeenteontvanger en een opperbrandmeester; later kwamen daarna nog een gemeentegeneesheer, een vroedvrouw, een gemeentearchitect, klerken, opzichters en wegarbeiders bij.
Aanvankelijk bekleedde de burgemeester ook nog de secretariaatsfunctie, maar vanaf 1907 had de gemeente Haren, in de persoon van J. Winters, haar eigen gemeentesecretaris.
De gemeenteraad was vanaf 1919 een afspiegeling van de politieke keuze van de gehele bevolking door de invoering van het algemeen kiesrecht.
Naarmate de 20e eeuw vorderde namen de gemeentelijke taken verder toe. In 1926 bedroeg het aantal personeelsleden 22.
De eerste aparte tak van dienst was het gemeentelijk Gasbedrijf in 1935. Later zouden het Grondbedrijf en de dienst Gemeentewerken volgen. Het proces van bureaucratisering en uniformsering van het lokale bestuur in de 20e eeuw was toen al lang in gang gezet.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog werd Haren tijdelijk bestuurd door een NSB-burgemeester en twee wethouders van dezelfde stroming. Na de oorlog werd er eerst een tijdelijke gemeenteraad benoemd, die vervolgens plaatsmaakte voor een gekozen raad.
De gemeentesecretarie was aanvankelijk gevestigd op de eerste etage van herberg de Jachtwagen aan de Rijksstraatweg; in de volksmond werd deze lokaliteit Hotel het Gemeentehuis genoemd. Later was op deze locatie Hotel de Horst gevestigd. Vanaf 1886 was de gemeente gehuisvest in het gemeentehuis aan de Rijksstraatweg/hoek Meerweg. Op deze locatie bevindt zich thans het winkelcentrum de Brinken.
In 1975 verhuisde de gemeente Haren naar een nieuw gemeentehuis aan het Raadhuisplein in het centrum van Haren.
De technische diensten waren vanaf 1929 aan de Harener Haven en de Westerse Drift gevestigd.
Ook in (inmiddels gesloopte) panden aan de Rijksstraatweg waren gemeentelijke diensten gehuisvest.
|