Print Voeg bladwijzer toe

Jan Nijboer (1912), enkele reis Oostfront

Jan Nijboer werd geboren op 2 november 1912 in Oude Pekela. Hij was de oudste van de 9 kinderen van Meindert Nijboer en Aukina Krul. Het gezin verhuisde in 1929 naar de stad Groningen. Op 24 juli 1931 werd Wilhelmina Nijboer in Groningen geboren, als dochter van Jan Nijboer en Mina de Haan. Wilhelmina werd erkend toen Jan en Mina op 26 mei 1932 in het huwelijk traden. Op deze datum betrokken zij een eigen onderkomen aan het adres Snor 16 te Groningen.
De Snor was een steeg die uitkwam op het Damsterdiep. De onderkomens in deze steeg waren niet meer dan krotten die werden bewoond door straatarme arbeidersgezinnen.In de jaren die volgden werden er acht kinderen uit het huwelijk geboren. Een dochter, Tjitske, werd geboren op 27 september 1941, maar overleed al op 15 maart 1943. Het jongste kind van het gezin, die ook de voornaam Jan kreeg, werd geboren op 22 januari 1944.

Het gezin verhuisde tussen 1932 en 1944 een aantal malen. In ieder geval hebben zij gewoond op de adressen Houtzagersteeg 34a, Peizerweg 100-1, Folkingestraat 61 en uiteindelijk op 24 april 1944 op het adres Nieuwstad 40a. In 1945 viel een vliegtuigbom van de geallieerden precies in een rioolput vlak voor het huis van de familie Nijboer. Hierdoor werd een enorme krater in de straat geslagen, maar bleef het huis zelf vrijwel onbeschadigd.

Jan Nijboer (1912) Jan was een naïeve jongeman met een goed karakter, maar hij was intellectueel weinig bedeeld. Hij was wel gesjeesd, want hij kwam aan de kost door in de omgeving van het Damsterdiep een zwarthandel op te zetten. Zijn afnemers vond hij onder andere tussen de bezoekers van de kroegen in de Folkingestraat. In juni 1943 ging Jan in Duitsland werken. In een verklaring die Mina na de oorlog hierover heeft afgelegd, staat vermeld dat hij dit vrijwillig deed. Het zou echter ook kunnen dat dit niet geheel vrijwillig was, maar een manier om gevangenisstraf te ontlopen nadat hij betrapt was op zwarte handel.

Nadat hij ongeveer een maand in Duitsland had gewerkt kwam hij bij Mina weer in de Nieuwstad. Hij was toen gekleed in een SS-uniform en vertelde Mina dat hij dienst had genomen bij de SS. Ook gaf hij aan dat hij als SS-mann, de evenknie van de rang soldaat, in dienst was bij de Nederlandse Oost Bouw en dat hij na zijn verlof als SS-frontleider door de Nederlandse Oostbouw zou worden uitgezonden naar Rusland. Op 29 september 1943 wordt in de dagrapporten van de politie Groningen vermeld dat Jan Nijboer in Rusland zou werken.

4.SS-Freiwilligen-Panzer-Grenadier-Brigade "Nederland".

Hoogstwaarschijnlijk is Jan ingedeeld bij de 4.SS-Freiwilligen-Panzer-Grenadier-Brigade "Nederland". Deze brigade bevond zich in landkreis Thüringen in de omgeving van de stad Sonneberg in Duitsland voor training en opbouw. Jan kreeg hier zijn opleiding. In september 1944 werd de brigade verplaatst naar Kroatië ten Noorden van Agram, rond Oroslavje en Donja Stubica. Aldaar kregen de troepen hun verdere opleiding en werden ze ingezet in de bewaking van spoorwegen en de bestrijding van de locale partizanen van Tito. Ondanks dat de brigade nog onvolledig opgeleid en bewapend was, vertrok deze in december, vlak voor Kerst, naar Leningrad. In het noordwesten van Rusland werd de brigade ingezet bij Oranienbaum (Lomonosov) waar het Sovjet-Russische leger vanaf januari 1944 probeerde door te breken om Leningrad definitief buiten het bereik van de Duitsers te plaatsen. Samen met 11. SS-Freiwilligen-Panzer-Grenadier-Division 'Nordland', 4. SS-Polizei Panzer-Grenadier-Division en enkele Luftwaffe-Felddivisionen moest de brigade op 14 januari 1944 zich verdedigen tegen een grootschalig offensief. Het Rode Leger wist door te breken en bracht een verbinding tot stand tussen de Oranienbaumkessel en Leningrad. Hierdoor moest het Duitse leger zich razendsnel terugtrekken tot achter de rivier de Luga om insluiting door de Sovjet-Russen te voorkomen.

De Brigade 'Nederland' werd met 'Nordland' en enkele divisies samengevoegd om tegen elke prijs de stad Narva te verdedigen. Narva was een stad in het Noordoosten van Estland tussen de Golf van Finland en het Peipusmeer. Narva werd van februari tot eind juli 1944 met succes verdedigd, zij het dat vele duizenden manschappen om het leven kwamen. Op 29 juli viel de Festung Narva na de zoveelste frontale aanval van het Rode leger. De Duitse legereenheden trok zich westwaarts terug richting Reval (tegenwoordig Tallin).

Desertie.

Op 4 september 1944 wordt door Mina Nijboer-de Haan een klacht ingediend bij Het Nederlandse Arbeidsfront in Groningen. Ze geeft in deze klacht aan dat zij al drie maanden geen bericht meer heeft ontvangen van Jan Nijboer, terwijl die anders altijd twee keer per week schreef. In deze klacht wordt aangegeven dat Jan sinds 21 juni 1943 tot heden (dus 4 september 1944) in Duitsland is, bij de firma Nederlandse Oost Bouw N.V. uit 's-Gravenhage. Het is op basis daarvan aannemelijk dat Jan Nijboer tussen mei 1944 en september 1944 is gedeserteerd. Het lijkt erop dat Jan, samen met drie andere Nederlander zich een tijdje hebben verscholen bij Estlandse boeren, maar uiteindelijk zijn gepakt door de Duitsers (Feldgendarmerie?). Na hun aanhouding zijn zij overgeacht naar het concentratiekamp Klooga, een subkamp van het concentratiekamp Vaivara bij Narva. Concentratiekamp Klooga werd in september 1943 opgericht en lag in het westen van Estland, aan de kust van de Oostzee. In september 1944 bracht het oprukkende Rode Leger de Duitsers in het Baltische gebied steeds meer in het nauw, waarna op 17 sptember de legerleiding het bevel gaf Estland te ontruimen. Een deel van de in het kamp aanwezige gevangen, waronder ook Jan Nijboer, werd getransporteerd naar het concentratiekamp Stutthof. De achtergebleven gevangenen werden nagenoeg allemaal omstreeks 19 september 1944 om het leven gebracht door een speciaal commando.

Concentratiekamp Stutthof.

Bekend is dat Jan Nijboer op 27 oktober 1944 in Duitsland door de Feldgendarmerie of de SicherheitsPolizei in het concentratiekamp Stutthof is afgeleverd. Dit concentratiekamp lag ongeveer 50 km ten oosten van Danzig (tegenwoordig Gdansk). Hij kreeg hier het gevangenennummer 103 019 toebedeeld. Zijn naam komt voor op een transportlijst, evenals de namen van drie andere Nederlanders. Of dit de transportlijst is die betrekking heeft op het transport van Klooga naar Stutthof is niet bekend. transportlijst De andere op de lijst genoemde Nederlanders zijn; Willem (Wilhelmus) Peters, geboren 7 september 1924, gevangenennummer 103016, Johannes Adema, geboren op 7 juli 1914, gevangennummer 103017 en Herbrandts Müsch, geboren op 8 juli 1910, gevangenennummer 103018. (de voornaam van Müsch is waarschijnlijk Garbrand). Gezien het feit dat zij opeen volgende gevangenennummers hebben, is dit, samen met Jan Nijboer, het groepje van vier personen dat is gedeserteerd. Bijzonder gegeven is wel dat volgens de overlijdensakte Garbrand Musch op 19 oktober 1944 is overleden in Oost Europa. Genoemde Willem Peters is overigens de persoon die na de oorlog het overlijden van Jan Nijboer heeft gemeld.

Het overlijden van Jan Nijboer.

Het overlijden van Jan wordt, na de oorlog, doorgegeven door Wilhelmus Peters. Als plaats van overlijden wordt dan vermeld; Gansch (Dld). In geraadpleegde stukken staat vermeld dat Jan Nijboer tijdens een ontvluchtingspoging is omgekomen in een lazaret te Gansik, 25 à 30 km van Havenburg in Duitsland. Als doodsoorzaak is verhongering opgegeven. In dezelfde brief wordt gesteld dat hij in Gansik werd begraven en na de bevrijding door de Russen werd herbegraven in Havenburg. De plaats van overlijden wordt dus op diverse wijzen vermeld, want in een andere brief van het Nederlandse Rode Kruis wordt Gansick vermeld als plaats van overlijden. Ook wordt Ganschi genoemd, met daarbij een met potlood aangebrachte aantekening Ganzer. In een openbaar document van de Oorlogsgravenstichting, OGS (2.19.255.01) inv.nr. 111340A wordt aangegeven dat Jan Nijboer in april 1945 is overleden in Gansch, landkreis Oschatz. De genoemde plaatsen Gansch, Ganschi, Gansick, Gansik, en Havenburg hebben niet geleid tot het vinden van de locatie waar Jan Nijboer begraven zou kunnen liggen.

Ganzer, de met potlood op een aantaldocumenten vermelde plaatsnaam, is een plaats gelegen te noordoosten van Berlijn. Op een afstand van ongeveer 50 kilometer ten westen van Ganzer ligt een plaats genaamd Havelberg. De landkreis Oschatz ligt ten zuiden van Berlijn. Dit zijn nog locaties die onderzocht kunnen worden op de aanwezigheid van het graf van Jan Nijboer.

Na de oorlog doet Mina de Haan een aantal verzoeken om een akte van overlijden, waarna de desbetreffende instanties navraag doen over het overlijden van Jan. Onder andere Peters wordt nogmaals om een verklaring gevraagd. Deze verklaring, noch het onderzoek dat ingesteld is door de International Tracing Servive (Arolsen Archives) brengen aan het licht waar Jan Nijboer precies is overleden en begraven. Een formele akte van overlijden is van hem niet verstrekt.

Dat niet iedereen op de hoogte was of niet overtuigd was van het overlijden van Jan Nijboer blijkt uit het feit dat in 1953 één van zijn zussen het verzoek doet om Jan op te sporen. Ze geeft daarbij een signalement (ongeveer 1.70 meter groot, donker uiterlijk, een brandlitteken op de linkerwang en links aan de bovenlip) en voegt nog twee pasfoto's van Jan bij.